Erg trots zijn de IJslanders op hun kleine paardjes (Íslenski hesturinn). Het zijn dieren van een heel puur ras, waarvan er in IJsland ruim 77.000 leven. Ze behoren toe aan 2704 boeren. In totaal zijn er ongeveer 250.000 IJslandse paarden op de wereld. Na IJsland leven de meesten daarvan in Duitsland (60.000), Denemarken (32.500) en Zweden (30.500). De eerste IJslandse paarden werden meer dan 1100 jaar geleden door de Vikingen geïmporteerd. Iets later werden er ook paarden uit andere noordelijke streken en de Britse eilanden naar IJsland gebracht. Deze paarden werden met elkaar gekruist, waardoor een eigen ras ontstond. Al in het jaar 982 werd door het Alþing besloten dat er geen nieuwe paarden meer naar IJsland mochten komen. Sindsdien heeft er nooit meer een paard vanuit een ander land een hoef op het eiland gezet. Het ras heeft zichzelf echter wel verbeterd door natuurlijke selectie. Alleen de dieren die gehard waren tegen de extreme omstandigheden, wisten te overleven. Daardoor is een klein maar bijzonder sterk paardenras ontstaan. Sinds enkele eeuwen worden de paarden alleen nog op de kwaliteit van de gang gefokt.
Het houden van IJslandse paarden is ook buiten IJsland populair. Omdat de dieren in IJsland nooit natuurlijke vijanden hebben gehad, zijn ze niet erg schuw. Daarnaast zijn ze erg makkelijk in de omgang en gehoorzaam aan de berijder. Bovendien hebben ze een ijzersterk gestel. De schofthoogte van de paarden ligt tussen de 1,30 en 1,45 meter, wat ongeveer gelijk is aan een flinke pony. De IJslanders vinden het echter niet leuk als de dieren zo genoemd worden. Je zou derhalve beter kunnen spreken van verticaal uitgedaagde paarden. Een volwassen paard weegt tussen de 330 en 380 kilogram.
Binnen de IJslandse paardenpopulatie bestaan verschillende bloedlijnen. Daarvan zijn de Svaðastaðir, Hornafjörður, Sauðárkrókir en Kirkjubær het belangrijkst. Elke stam heeft eigen kenmerken. Zo hebben de paarden van de stam Svaðastaðir een prettige gang, terwijl een kenmerk van hun soortgenoten van de stam Hornafjörður is dat ze veel uithoudingsvermogen hebben en niet bang zijn. De uiterlijke verschillen binnen de paardenpopulatie zitten vooral in de kleur van de vacht. Er bestaan in het IJslands wel honderd woorden om de verschillende kleuren vacht en de patronen daarin aan te duiden. De dieren zijn vooral wit, grijs, bruin tot bijna zwart en zijn al dan niet voorzien van vlekken. Ook door het doel waarvoor de paarden gehouden worden ontstaan verschillen binnen het ras. Er zijn boeren die de dieren fokken om te berijden of voor de handel, maar er worden ook paarden gefokt voor het werk op de boerderij en zelfs voor de vleesconsumptie.
Maak jouw eigen website met JouwWeb